‘Au!’ Frank kon nog maar net een vloek onderdrukken. Zijn linkerhand graaide naar zijn oor terwijl zijn rechterhand zijn pet weer strak om zijn hoofd trok. Wat was dat? Hij voelde een koude, natte kledder. Sneeuw. Zijn ogen bespeurden zenuwachtig de omgeving.
Hij rook onraad, wist dat er iets niet juist was. Net toen hij zich omdraaide, werd hij van achteren aangevallen.
Een onbekende stem fluisterde in zijn oor: ‘Ik weet wel wie jij bent, jij bent die viezerik.’
Een extra ruk aan zijn hoofd zorgde ervoor dat zijn pet weer scheef zat. Snel trok Frank hem weer tellend recht en probeerde zich intussen zo vlug mogelijk om te draaien. Niemand te bekennen. De omgeving voelde nog steeds onrustig aan, Frank besloot zo snel mogelijk, in zijn normale tendens, naar huis te gaan.
Thuisgekomen voelde hij nog steeds onrust. Claudia was niet in de woonkamer en niet in de keuken. Zijn jas gooide hij op de bank en onderaan de trap riep hij: ‘Clau, ben je boven?’ Een vreemde stilte overviel hem. Waar was ze? Een, twee, drie… een, twee, drie… tellend nam hij de trap. Hij checkte eerst de badkamer. Vervolgens liep hij door naar de slaapkamer, ook daar was ze niet. Plotseling voelde hij dat hij terug moest naar de badkamer. Drie kamers moest hij checken. Onrustig trok hij de badkamerdeur open, eigenlijk had hij deze ruimte al gehad. Hij liet zijn ogen zijn vreemde gevoel bevestigen.
Haar spullen waren weg
Wanhopig liet hij zich langzaam op de grond zakken. Alles leek er op dat Claudia hem verlaten had. Met zijn hoofd in zijn handen dacht Frank na. Wat was er gebeurd? In een flits dacht hij terug aan de ochtend. Met rood aangelopen hoofd schreeuwde Claudia huilend dat ze er klaar mee was. Klaar met hem, welteverstaan. Hoe vaak had ze dat niet geroepen? Ze vond zijn gedrag obsessief, maar Frank had het niet serieus genomen en was gewoon naar zijn werk gegaan. Hij werkte drie dagen per week in een bakkerij, op loopafstand van zijn huis. Op de terugweg liep hij altijd, precies in drie minuten, door het Klaverpark. Het park waar hij zojuist belaagd was door…
Een sneeuwbal
Hij slikte en dacht terug aan de vervelende aanvaring die hij in het park had. In de tuin maakte hij eerst nog twee sneeuwballen. Ook onrust moest in evenwicht blijven. Zijn wandeling had te lang geduurd vandaag, die verdomde sneeuwbal ook. Twee ronde creaties van kraakhelder wit sneeuw lagen op de tuintafel. Hij trok zijn pet van zijn hoofd, zou hij? Hoe kreeg hij deze met geweld in zijn oor?
Langzaam realiseerde hij het, Claudia had gelijk. Hij wás obsessief bezig met dat tot drie tellen. Hij zakt op zijn knieën en repeteerde in zijn hoofd wat er vanmorgen gebeurde: ‘Jij altijd met je drie. Geef ik je een kus, moet je er per se nog twee, in bed moet het altijd drie keer en…’ Snikkend had Claudia zich in zijn armen gegooid:
‘Waarom is één koekje nou nooit eens genoeg?’
Terwijl hij zijn oren weer warm wreef, liep hij, enigszins ontlast, terug de woning in. Eenmaal binnen kon hij zijn vloek niet meer binnenhouden: ‘Verdomme Clau, waar zit je?’ Zenuwachtig ijsbeerde hij van de kamer naar de keuken, van de keuken naar de kamer, van de kamer naar de keuken. Onderweg graaide hij een biertje uit de koelkast. Aan het begin van de avond, na drie biertjes, wist hij het zeker, Claudia had hem iets geflikt.
Dat ze hem een viezerik noemden, was Frank wel gewend. Niemand begreep hem. Hij was er altijd van overtuigd geweest dat de mensen die hem raar vonden eigenlijk gewoon jaloers op hem waren. Ooit was hij, op aandringen van zijn omgeving, naar een arts geweest. Obsessieve-compulsieve stoornis was de diagnose. Ondanks dat Frank het onderzoek complete onzin vond, deed het hem deugd dat de zogenaamde psychische aandoening in elk geval uit drie woorden bestond. Volgens de psycholoog was zijn tellen dwangneurotisch. Een ritueel vond Frank een mooier woord. Hij voelde zich op zijn gemak bij het in stand houden van zijn rituelen, wist die psych wel niet hoeveel mensen bijvoorbeeld culturele rituelen had? Wilde hij soms al die mensen in zijn praktijk?
Als hij dan al een aandoening had, genezen vond hij geen optie. Er was niets mis met tellen. Daar waren zelfs studies voor.
Toch?
De twijfels sloegen bij Frank nu flink toe. Had de therapeut gelijk? Was zijn gedrag dwangneurotisch? Zijn leven stond in het teken van de drie. Zijn rituelen bestonden uit drie of vermenigvuldigingen van drie. Zo gek was dat toch niet? Hij wist wel waar de jaloezie vandaan kwam hoor, wie wilde nu niet drie auto’s, drie fietsen, drie vrouwen. Drie vrouwen? Ineens sloeg Frank zich voor zijn hoofd, dat hij zo in de war was van Claudia’s afwezigheid, dat hij nog niet door had wat er aan de hand was.
De anderen waren er ook nog niet.
Tellend nam hij in sneltreinvaart de trap naar boven. Weer van badkamer, naar slaapkamer, naar badkamer gaand, zag hij het. De spullen van Lisette en Marscha stonden nog gewoon op hun plek. Tevreden zuchtte hij. Maar waarom waren ze zo laat?
Polygamie noemde men het. Beter als de term die het vroeger kreeg: veelwijverij. Hoezo veel wijven? Sinds wanneer is drie veel? Wettelijk was polygamie in Nederland niet toegestaan, maar Frank had zo zijn manier gevonden om toch legaal met de vrouwen in één huis te wonen. Eén huis ja, drie auto’s hebben was al heel wat, drie huizen was werkelijk out of his reach. Hoe kon het zo zijn dat Anton Heyboer, die kunstenaar, wegkwam met zijn vrouwen, hij had er maar liefst vijf, en dat hij, met slechts drie vrouwen, steeds voor viezerik uitgemaakt werd? Of zou Anton ook wel eens zo genoemd zijn?
Zijn huis werd een commune genoemd of woongemeenschap. Een húwelijk, dat was het, niets meer, niets minder. Frank baalde van zijn ruzie met Claudia van die ochtend. Was het nu maar terug te draaien. Had haar verdwijning werkelijk te maken met het feit dat hij graag drie koekjes at? Of?
Drie keer liet hij haar telefoon overgaan. Ze nam niet op. Ze wist dat hij nooit meer dan drie keer liet overgaan, de kans was hem te groot dat hij na vier keer opgenomen werd. Of vijf. Als hij zéker wist dat hij de zes ging halen…
Hij deed een tweede poging, na zes keer drukte hij snel het gesprek weg. Nu werd hij toch wel een beetje zenuwachtig. Hij moest eigenlijk nog een derde keer bellen. Het nummer van Lisette dan maar. Lisette nam wel op.
‘Hai schat.’
Ooit had Frank een boek gelezen over Anton Heyboer, in die tijd nog getrouwd met drie vrouwen. Daarmee begon zijn fascinatie voor het getal drie. Het boek suggereerde dat het merkwaardig was dat de kunstenaar met drie vrouwen woonde, maar Frank had er zijn toekomstbeeld in gezien.
‘Weet jij waar Claudia is?’
‘Claudia? Geen idee. Thuis?’
‘Ze is niet thuis. Haar spullen zijn weg…’
Het getal drie was magisch en religieus. Wie kende niet de drie-eenheid of dat als iets drie keer gebeurde dat er een hogere macht achter zou zitten. Betekeniswaardige spreekwoorden bevatten zijn getal. Driemaal is scheepsrecht bijvoorbeeld, of nog beter: al het goede komt in drievoud. Drievoud! Niet eens alleen drie: ook zes, negen, twaalf…
Alle legendarische trio’s werden De Grote Drie genoemd. The Andrew Sisters, The Beastie Boys, de 3JS, K3, Luv.
Trio?
Met zijn drie vrouwen was hij altijd een kwartet.
Hier klopte iets niet…
Hij kon proberen nog twee vrouwen te zoeken? Al het goede kwam toch altijd in drievoud? Claudia was een goede vrouw én een lekker ding. Hoewel de gedachte aanlokkelijk leek, wist hij dat het geen haalbare kaart was. Tevreden zijn met wat je hebt, dacht hij. Hij probeerde Claudia nog een keer te bellen, ze kon dan wel bij hem vertrokken zijn, hij vond evengoed dat hij het netjes af moest handelen. Tot zijn verbazing werd er nu direct opgenomen. Binnen twee keer…
‘Wat moet je, viezerik?’
Frank herkende de stem onmiddellijk, dit was die man van die sneeuwbal. Hij onderdrukte de neiging het gesprek direct weg te drukken.
‘Eh, ik zoek Claudia. Kan ik haar even spreken?’
‘Claudia is nu bij mij, je hoeft haar niet meer te bellen. Ze is niet meer gediend van jouw perverse spelletjes.’
Perverse spelletjes?
Frank zweeg. Dit was niet het afscheid dat hij zich had voorgesteld. Hij dacht drie tellen goed na over de te gebruiken strategie.
‘Is het duidelijk?’ klonk het ongeduldig aan de andere kant van de lijn.
‘Ja, ja, het is duidelijk. Zeg maar dat het oké is. Dat ik oké ben met haar besluit.’
Nu was het de beurt van de man om te zwijgen. Frank kon zijn verbazing bijna door de telefoon voelen en kon het niet laten nog een steek onder water uit te delen: ‘Is dat duidelijk?’
‘Ja, eh, ja,’ stamelde de man.
Met Lisette en Marscha bouwde hij die avond een feestje.
Drie biertjes ieder…
Dit verhaal is geïnspireerd op het lied ‘De grote drie’ van De Vliegende Panters:
Wanhoop
Hoop
Geen plek voor wanhoop
Hoop
En ook niet meer voor haat
Liefde
Wij zijn Hoop, Geloof en Liefde in volmaakte harmonie
De mensheid zal weer weten
Wij zijn De Grote Drie
Wij zijn de Grote Drie
De Grote Drie