Pieter zette zijn bril op het puntje van zijn neus. Zijn radars draaiden op volle toeren. Er moest een mogelijkheid zijn om de oplossing te vinden. Het was een hint. Het kon niet anders of het moest iets betekenen. Maar wat? Hij krabde op zijn hoofd en probeerde het beest net zo strak aan te kijken als het naar hem keek.
Het had vast te maken met Sarah. In zijn gedachten ging hij terug naar de reis die hij een aantal jaren geleden met haar maakte naar Rusland. Natuurlijk had het Kremlin op hun programma gestaan. Niemand kon Rusland bereizen zonder een tochtje naar het Kremlin. Toch?
Zijn vriendin Sarah dacht daar anders over. ‘We moeten zorgen dat we bij de mensen thuis komen, Pieter. Dan zie je pas het echte Rusland.’
Hij hoorde het haar nog zo zeggen.
Het contact met een Rus had ze zo gelegd. Binnen een paar uur zaten ze aan de thee. Russische thee, welteverstaan. Hij vond er niks aan. Ook niet aan de manier waarop Sarah met die Rus zat te blaten, overigens. Hoe ze naar hem keek! Toen die Rus zich even omdraaide, had Pieter haar daar gedropt. Of heette dat gedumpt? Hoe het ook zei, hij had haar tijdens een rondleiding door dat Russische huis een duwtje in de rug gegeven. Ze donderde zo de kelder in. Opgelost. Hij wist zelf eigenlijk niet meer waarom, alleen maar dat het gebeurde.
Dagen had hij zich in de duistere krochten van Rusland verstopt, als het ware in schuilkelders gezeten. Bang dat die Rus hem zou vinden. De Rus die hem toeschreeuwde, in een taal die hij niet verstond. De Rus die er alles aan deed om Sarah te helpen. Zijn Sarah. Hij mocht haar hebben… In zijn eentje was hij teruggereisd naar Nederland.
De zwarte raaf voor zijn raam voelde onheilspellend. Er moest iets misgaan in zijn leven, binnen nu en een paar uur. Al die jaren dat hij niets meer van Sarah gehoord had – hij had haar in Nederland als vermist opgegeven – was hij druk met de verdrietige weduwnaar uithangen. Die rol ging hem goed af. Iedereen trapte erin. Met boter en suiker.
Met de gieter in zijn hand gaf hij haar planten water. Háár planten, ja. Vertroetelen kon ze die krengen. De raaf draaide zijn kop naar hem toe en keek hem met zijn kraalogen strak aan. Pieter wist niet waar hij het zoeken moest. De gieter schoot uit zijn handen en in zijn poging er alles aan te doen om niet te hoeven dweilen, kon hij het ding nog net opvangen. Zijn manoeuvre was wel van dien aard, dat hij een vlaag van verstandsverbijstering zichzelf staande hield door een plant te grijpen. Een cactus. Háár cactus. Zijn gekwetste duim stak hij, nadat hij die enorme stekel eruit had getrokken, in zijn mond. Een poging de pijn te verminderen.
Eureka! Natuurlijk … Die raaf, dat was Sarah. Ze had het voor elkaar, om op deze manier terug te keren. Zij moest het zijn en zoals altijd, was ze in de weer om hem te kwetsen. Altijd zó kijken, dat hij bijna schuld bekende. Bijna. Hij wist wat hem te doen stond. Dit was het zogenaamde ei van Columbus! Met een groot schepnet liep hij de tuin in…
Onlangs kreeg ik een doosje Storycubes, dobbelstenen met beeltenissen erop, voor als je even vast zit met schrijven. Echt super inspirerend, je gooit de dobbelstenen en vertelt het verhaal dat je ziet. Een aanrader bij een schrijfblokkade!
Iemand die de woorden herkent, die ik gebruikt heb in dit verhaal?