Het is zo’n vijf jaar geleden dat ik begon met Slapen doen we morgen weer. Nooit was het helemaal af. Eigenlijk heeft het als een pakketje het grootste deel van die vijf jaar slapend doorgebracht. Telkens liet ik het ontwaken en pakte ik het op om te herschrijven. Ik was tevreden, maar nooit honderd procent.
Nietszeggend
Ik weet nog wat mijn laatste herschrijfronde was voor ik het manuscript opstuurde naar een uitgeverij. Ik zag op LinkedIn dit artikel van Dennis Rijnvis voorbijkomen, over tien werkwoorden die je bij beeldend schrijven beter niet kunt gebruiken. Een eyeopener! Iedereen met schrijfambities raad ik dat artikel aan. Let op:
Merel en Bas lopen door het bos
- Merel en Bas wandelen door het bos. (Rustig!)
- Merel en Bas slenteren door het bos. (Nonchalant…)
- Merel en Bas kuieren door het bos. (Op hun gemak.)
- Merel en Bas ijsberen door het bos. (Onrustig en op hun hoede…)
- Merel en Bas sluipen tussen de bomen door. (Op jacht)
- Merel en Bas banen zich een weg, of sterker nog:
- Merel en Bas worstelen zich door de struiken.
Snap je wat ik bedoel? Lopen is zo nietszeggend! Weet je hoeveel synoniemen het woord lopen heeft? Ik noem er nog een paar: marcheren, een blokje om gaan, een luchtje scheppen, benen, schrijden, flaneren, stiefelen, pikkelen … Afijn, je kunt je bij elk synoniem wel beeldend voorstellen in welke staat Merel en Bas zich bevinden.
Beet!
Ik ging met die tien werkwoorden uit het artikel aan de slag en mijn verhaal werd meer beeldend en sterker. Of het door de laatste herschrijfronde kwam, weet ik natuurlijk niet maar ik had beet. ‘Slapen doen we morgen weer’ is in ontwikkeling. Het wordt een boek. Een echt boek, met kaft, eigen gekozen omslag, mijn naam erop en een blurb. Ik moet nog een paar maanden wachten, maar mán, wat heb ik er zin in! Boek één staat straks in mijn boekenkast. Op naar nummer twee.
Ik wil een kastje vol. Je moet dromen hebben, toch?