Hij hoorde de kinderstemmen al in de verte. Een boomwortel maakte een eind aan zijn vlucht. Even bleef hij verdwaasd liggen.
‘Jij dacht dat je aan mij kon ontkomen? Aan mijn familie? Niemand laat een De Graaf in de steek,’ fluisterde Henry in zijn oor.
Hij probeerde overeind te komen, maar werd hardhandig naar de grond gedrukt, met zijn gezicht in het zand.

Heel even liet Henry hem los. Menno nam een diepe teug adem en wilde iets zeggen, toen zijn gezicht weer in het zand gedrukt werd. Spartelend liet hij merken dat Henry hem weer los moest laten, dat hij geen lucht kreeg. Die leek er niet van onder de indruk.
‘Er blijft niets van jou over, mietje. Ik maak je hélémaal kapot. Hoor je me? Kapot maak ik je. Al kost het mijn laatste krachten, jij gaat eraan.’
Menno was aan het eind van zijn krachten toen Henry hem ineens losliet. Hoestend kwam hij half overeind, terwijl hij het zand uit zijn gezicht veegde…
Fragment uit Menno S., mijn verhaal in de verhalenbundel 23x Zwart Licht. Verschijnt 26 maart 2017.