Hij wandelde in rechte lijn
Naar ‘t eerste de beste café
Zijn ziel onder zijn arm
Want vier, die was niet mee
Hij voelde zich bedrukt
Het kon hem niet opbeuren
En nu het dan zover was
Had ‘ie wat zitten zeuren
Tot zij zei: ‘Wieberen jij
De kroeg in,
van mijn part’
Hij zat daar wat en zuchtte:
‘Nu ben ik dus twee-kwart’
Men keek vreemd naar hem
Vroeg vertwijfeld: ‘Is dat niet …’
‘Ja, dat is hém, ik weet ’t zeker’
Ze zongen ‘m ’t koningslied
‘Dag dat hij wist dat zou komen’
Was dat nu? Was dat vandaag?
Hij was er nog niet klaar voor
Wilde ’n stuk in z’n kraag
Ging drinken en vergeten
Ogenschijnlijk doodkalm
Greep zich graag nog vast
Aan de allerlaatste strohalm
Hij wist hoe ’t te ontlopen
Weg met getreiter en gepest
Had ’t wel gezien op d’borden
Z’n leeftijd stond overal. Funest!
Rechte lijn naar huis? Welnee!
Hij pakte zijn kroon en klom
Van z’n kruk en ging huiswaarts
Via ‘buiten de bebouwde kom’