‘Ik geef me over,’ Wout liet zich door haar meesleuren naar de voetbalkooi in het Klaverpark. ‘Maar sinds wanneer kunnen meisjes voetballen?’
Het leverde hem een schop tegen zijn schenen op.
‘Au!’
‘Oh, sorry,’ grinnikte Lilly, ‘ik dacht dat je de bal was. Meisjes zijn ook zo onhandig met een bal.’
Ze sjokten langs de speeltuin.
‘Waar komen al die kinderen vandaan, zeg! Wat is er aan de hand? Is het nationale buitenspeeldag of zo?’
‘Nou, om eerlijk te zijn, dat is wel ergens deze week. Blijkbaar vandaag.’
‘Dat krijg je als de tv op zwart gaat,’ grinnikte Wout. ‘Dat is al genoeg om ze massaal naar buiten te krijgen.’
‘Bijzonder, wie kijkt er nog tv?’
‘Vandaag in elk geval niemand.’
Bij de voetbalkooi tikte ze de bal uit zijn hand en dolde hem. ‘1-0.’ Nog voor hij het in de gaten had, maakte ze een tweede doelpunt.
‘Ga je lekker?’
‘Dat krijg je ervan, als je zegt dat meisjes niet kunnen voetballen. Je weet dat ik elke week minstens drie keer scoor.’
‘Dan ben je over de helft,’ grimaste Wout. Hij maakte een steekpass waardoor ze nergens was en hij zonder pardon de bal in haar doel schoot. Ineens hoorde hij een kind zeggen: ‘Dat meisje is veel beter.’
Zijn hoofd schoot naar de stem. Naast de voetbalkooi stonden misschien wel dertig kinderen naar hen te kijken. Er klonk applaus.
‘3-1,’ zei Lilly triomfantelijk. Ik ben klaar voor vandaag. Mijn weektaks.’ Ze pakte de bal van de grond en liep de kooi uit, hem verbouwereerd achterlatend.
Voor een van de meisjes uit het publiek was het het startsein om de kooi in te komen. Ze daagde Wout uit. Vertwijfeld schudde hij zijn hoofd. Van één meisje verliezen was genoeg op een dag. ‘Ik heb geen bal,’ gaf hij als excuus.
‘Maar wij wel,’ zei het meisje. Ze stak haar vinger op naar een van de jongens en die toverde een glimmende bal uit zijn tas.
Hij schudde nogmaals zijn hoofd. Strompelend ging hij de kooi uit. Hij was verslagen. Alle kinderen die er zojuist nog naast stonden, waren nu tussen de twee doeltjes te vinden. Er klonken vrolijke geluiden, maar hij maakte er geen deel van uit.
Hij sloeg het pad in waar hij Lilly in had zien lopen en vond haar in de speeltuin. Ze zat in zichzelf gekeerd op de schommel.
‘Ik word later Europees kampioen,’ zei ze zonder dat ze omkeek.
‘Dat geloof ik meteen,’ zei hij vol respect. ‘Je bent goed.’
‘Beetje jammer dat je dat niet meteen geloofde,’ ze gaf hem een vriendschappelijke stomp.
‘Ik wist het wel hoor,’ hij lachte als een boer met kiespijn. ‘Ik plaagde je maar.’
12 juni is het buitenspeeldag. Wie gaat er mee, buitenspelen?

Het gebeurde in het Klaverpark, elke week een kort verhaal over hét leidmotief in elk van Alice’ verhalen. Geïnspireerd op een blog over het thema Natuur tijdens Boekenweek 2018. Zonder Klaverpark geen verhaal…