Skip to main content

Tag: verkleinwoorden

Zeg! Maak ’t niet kleiner

Als we iemand een bezoekje brengen, nemen we een aardigheidje mee. Een bloemetje of een chocolaatje. We krijgen er een kopje thee, of erger nog: een theetje. Met een zoetje, suikertje of wolkje melk én een taartje, koekje of ‘n stukje vlaai.

We gaan over op een glaasje wijn (en een watertje) en je vriendinnetje serveert er hapjes bij. Een nootje, kaasje, toastje, tomaatje, een stukje worst. Als we een wijntje op hebben, nemen we er nog eentje. Wordt het een latertje, dan roepen we: leuk avondje, snel nog een keertje!

Ik heb een ideetje! Binnenkort maar eens een weekendje of midweekje weg. Naar een leuk stadje of een dorpje in ons kikkerlandje. Terrasje pakken en een filmpje. Een wandelingetje maken en een biertje drinken. Bitterballetje erbij? Echt een momentje voor ons tweetjes …

Op z’n smalst

Hoe komt het toch dat we in het Nederlands alles graag kleiner maken dan het is? Dat bloemetje dat je meeneemt is namelijk gerust een flink boeket. Dat chocolaatje is niet in zijn eentje, dat is een doos(je) luxe bonbons. Die paar wijntjes zijn een hele fles. En dat ideetje? Dat is een goed plan!

Bij mijn schrijfcafés heb ik de deelnemers inmiddels aardig opgevoed, geloof ik. Ik wilde alleen jou nog even overtuigen: maak ’t niet kleiner!